32
Voordat u de sensor aanbrengt
Zorg ervoor dat u alle waarschuwingen in de gebruiksaanwijzing van uw
SpO
2
-bewakingsinstrument hebt gelezen en begrepen, net als alle
waarschuwingen in de gebruiksaanwijzing van deze sensor. Gebruik de
sensors alleen met toegestane instrumenten en alleen op een aanbevolen
toepassingsplaats op de patiënt.
Controleer de sensor op schade
• Controleer zowel de buiten- als de binnenkant. Om de binnenkant te
inspecteren opent u voorzichtig de holte van de sensor en controleert u of er
geen scheuren op of naast de transparante siliconenafdekking van de
optische elementen te zien zijn. Kijk ook goed of er geen blaasjes op de
siliconenafdekking zitten en of er geen vloeistof uit de optische elementen
lekt.
• Sensors die tekenen van schade of veranderingen vertonen, mogen niet meer
worden gebruikt voor het monitoren van patiënten. Gooi deze sensors weg
en neem daarbij de juiste procedures voor afvalverwerking in acht (zie
verderop).
De sensor weggooien
Versleten sensors weggooien
Sensors die tekenen van materiële of elektrische beschadiging of defecten
vertonen, dienen te worden gedesinfecteerd, gedecontamineerd en weggegooid
volgens de plaatselijke richtlijnen voor afval van ziekenhuismateriaal.
Regelmatig van meetplek veranderen
Verplaats de sensor elke 4 uur naar een andere meetplek, of vaker als de
circulatie of integriteit van de huid daartoe aanleiding geeft.