77
nl
Olie verversen - Fig.
1 11 12 13
WAARSCHUWING
Brandstof en zijn dampen zijn uiterst brandbaar en explosief.
Brand of explosie kunnen ernstige brandwonden of de dood
veroorzaken.
Als u de olie aftapt uit de olievulbuis boven, dan moet de brandstoftank leeg zijn,
anders kan er brandstof uitlekken wat kan leiden tot brand en explosie.
OPGEPAST: Gebruikte olie is gevaarlijk afval en moet op de juiste manier weggegooid
worden. Niet met huishoudelijk afval weggooien. Raadpleeg de plaatselijke instanties,
het servicecentrum of de dealer voor veilige manieren om weg te gooien/te recyclen.
Olie verwijderen
U kunt de olie aftappen vanuit het onderste tapgat, het tapgat aan de zijkant of vanuit de
olievulbuis boven.
1. Ontkoppel, met de motor uit maar nog steeds warm, de bougiekabel (A) en houd
deze weg van de bougie (Fig. 11).
2. De motor is uitgerust met een tapgat onder (Q, Fig. 1) en/of een tapgat aan de
zijkant (R). Verwijder de olieaftapplug (H). Tap de olie af in een goedgekeurde
opvangbak.
Noot: Elke olie aftapplug (H) die getoond is kan in de motor gemonteerd zijn.
3. Installeer nadat de olie is afgetapt de olie aftapplug en draai deze vast.
4. Als u de olie aftapt vanuit de olievulbuis (E), houd dan het de bougiekant van de
motor (F) omhoog (Fig. 12).Tap de olie af in een goedgekeurde opvangbak.
WAARSCHUWING: Indien U de olie aftapt via de bovenkant van de
olievulpijp, dan moet de brandstoftank leeg zijn, anders kan brandstof weglekken en
brand of een explosie veroorzaken. Laat, om de brandstoftank leeg te maken de
motor lopen totdat deze stopt door brandstofgebrek.
Olie bijvullen
Plaats de motor waterpas.
Reinig rond de olievulopening.
Raadpleeg het hoofdstuk Specificaties voor de inhoud van de olietank.
1. Verwijder de peilstok (G) en veeg deze af met een schone doek (Fig. 13).
2. Giet de olie langzaam in de olietank van de motor (H). Niet te vol gieten. Wacht na
het vullen van de olie één minuut en controleer het oliepeil dan weer.
3. Breng de peilstok weer aan en draai hem vast.
4. Verwijder de peilstok en controleer het oliepeil. Het moet tot de bovenkant van de
“full” markering (J) op de peilstok zitten.
5. Breng de peilstok weer aan en draai hem vast.
Luchtfilter onderhouden - Fig.
15 16
WAARSCHUWING
Brandstof en zijn dampen zijn uiterst brandbaar en explosief.
Brand of explosie kunnen ernstige brandwonden of de dood
veroorzaken.
Start of gebruik de motor nooit met verwijderde luchtreiniger (indien de motor
hiermee is uitgerust) of verwijderd luchtfilter (indien de motor hiermee is
uitgerust).
OPGEPAST: Gebruik geen perslucht of oplosmiddelen om de luchtfilter te reinigen.
Perslucht kan de filter beschadigen en oplosmiddelen zullen de filter oplossen.
Er worden twee types luchtfiltersystemen afgebeeld, een Standaard en een systeem
met een Hoge capaciteit. Kijk met welk systeem uw motor is uitgerust en service het
dan als volgt.
Standaard luchtfilter - Fig.
15
Dit luchtreinigingssysteem maakt gebruik van een schuimelement dat kan worden
uitgewassen en herbruikt.
1. Schuif het schuifslot (A) op de ontgrendelde stand. Open het deksel (B). Zie Fig. 15.
2. Verwijder het schuimelement (C).
3. Was het schuimelement in een vloeibaar wasmiddel en water. Droogknijpen in een
schone doek.
4. Doordrenk het schuimelement met schone motorolie. Knijp het daarna uit in een
schone doek om overtollige olie te verwijderen.
5. Installeer het schuimelement in de luchtfilterbasis.
6. Sluit het deksel en schuif het schuifslot op de vergrendelstand.
Hoogcapaciteitsluchtfilter - Fig.
16
De luchtfilter gebruikt een gevouwen filter met een optionele voorfilter. De voorfilter kan
uitgewassen en opnieuw gebruikt worden.
1. Draai de bout (A) los waarmee het deksel (B, Fig. 16) vast zit.
2. Open het deksel en verwijder de voorfilter ( C)endefilter(D).
3. Tik om vuil los te maken voorzichtig tegen een hard oppervlak. Wanneer de filter erg
vuil is, vervang deze dan door een nieuwe filter.
4. Was de voorfilter in een vloeibaar oplosmiddel en water. Laat deze dan grondig
drogen. De voorfilter niet inoliën.
5. Assembleer de droge voorfilter tegen de filter met de lip (E) van de voorfilter tegen
de onderkant van de filtervouwen.
6. De filter installeren.
7. Installeer de dekselnokken (F) in de sleuven (G).
8. Sluit de kap en zet hem vast met de bevestiging.
Brandstoffilter vervangen - Fig.
6
WAARSCHUWING
Brandstof en zijn dampen zijn uiterst brandbaar en explosief.
Brand of explosie kunnen ernstige brandwonden of de dood
veroorzaken.
Houd benzine weg van vonken, open vlammen, waakvlammen, hitte en
andere ontstekingsbronnen.
Controleer brandstofslangen, tank, dop en nippels regelmatig op barsten of
lekkages. Zonodig vervangen.
Tap voordat u de brandstoffilter reinigt of vervangt eerst de brandstoftank af of
draai de brandstofkraan dicht.
Vervangingsonderdelen voor de uitlaat moeten hetzelfde zijn en op dezelfde
manier geïnstalleerd worden als de originele onderdelen.
Indien brandstof gemorst wordt, wachten tot deze verdampt is voordat de motor
gestart wordt.
1. Voordat u de brandstoffilter vervangt (A, Fig. 6) (indien hiermee uitgerust) vervangt,
dient eerst brandstoftank afgetapt te worden of de brandstofkraan dichtgedraaid te
worden. Anders kan er brandstof lekken en brand of ontploffing veroorzaken.
2. Druk de lipjes (B)opdeklemmen(C) samen met een tang en schuif de klemmen
daarna weg van de brandstoffilter. Trek de brandstofleidingen (D) draaiend van de
brandstoffilter af.
3. Kijk de brandstofleidingen en -aansluitingen regelmatig na op scheurtjes lekkage.
Zonodig vervangen.
4. Vervang de brandstoffilter door een origineel (OEM) vervangingsfilter
5. Zet de brandstofleidingen vast met de klemmen zoals op de afbeelding te zien is.
Luchtkoelsysteem reinigen - Fig.
14
Draaiende motoren produceren hitte. Motoronderdelen, vooral de
uitlaat, worden uiterst heet.
Ernstige brandwonden kunnen optreden bij contact.
Brandbaar vuil, zoals bladeren, gras, hout, enz., kan in brand geraken.
WAARSCHUWING
Laat uitlaat, motorcilinder en vinnen afkoelen voordat deze aangeraakt worden.
Verwijder opgehoopt vuil van het uitlaat- en cilindergebied.
OPGEPAST: Gebruik geen water om de motor te reinigen. Water kan het
brandstofsysteem verontreinigen. Gebruik een borstel en droge doek om de motor te
reinigen.
Dit is een luchtgekoelde motor. Vuil kan de luchtstroom belemmeren en veroorzaken dat
de motor oververhit raakt, wat resulteert in slechte prestaties en verminderde levensduur
vandemotor.
Verwijder met een borstel of droge doek vuil van de vingerbeschermer (A). Houd
verbindingen, veren en bedieningen (B) schoon. Houd het gebied rond en achter de
uitlaat (C) vrij van elk brandbaar vuil (Fig. 14).
Not for
Reproduction